Ik zou ik niet zijn als ik niet spontaan en af en toe impulsief was. Mijn column voor vanavond stond al; eindelijk zou ik eens goed op tijd zijn in plaats van ’s nachts. Tot ik me vanavond toch iets leuks opmerkte. Door het raam zag ik iets kleins en zwarts rondfladderen met puntige vleugeltjes, en vlak daarna zag ik er nog zo eentje. De eerste vleermuisjes van dit jaar zijn al uit hun winterslaap ontwaakt. Het is nu toch écht voorjaar aan het worden. Dus heb ik het plan voor vanavond maar omgegooid.
Voor het jaargetijde is het erg droog en zonnig. Vanavond liep ik naar de bus. Ik verwachtte een koude maartavond van 4 graden, maar ik had het bloedje heet. Wellicht is dit de reden dat de vleermuizen zo vroeg uit de veren – ik bedoel, uit hun vacht – komen. Afgaande op de locatie en de grootte waren dit gewone dwergvleermuizen. Dit is één van de twee veelvoorkomende vleermuissoorten in Nederland. Wereldwijd kennen we zo’n 1400 verschillende vleermuissoorten, en in Nederland fladderen er 13 van rond, waaronder de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger.
Vleermuizen kunnen worden onderverdeeld in twee groepen: microvleermuizen en macrovleermuizen. De tweede groep kennen we ook wel als vleerhonden. Vleerhonden hebben niets met honden te maken, het zijn gewoon vleermuizen. Overigens hebben vleermuizen ook niets met muizen te maken; door hun gepiep, grootte en uiterlijk komen ze aan de naam vleermuizen.
Veel mensen vinden vleermuizen eng, maar net zoals bij spinnen is dit nergens voor nodig. Vleermuizen hebben zelfs oprecht schattige koppies, in tegenstelling tot spinnen (waarschijnlijk krijg ik hierdoor vast een boze spinnenliefhebber op mijn dak). De angst voor natuur en dieren zit vaak in onwetendheid of in het elkaar gek maken. Onze fladderende muggenverslinders worden vaak geassocieerd met ziektes zoals rabiës. Maar die lieve koppies willen liever niets met ons mensen te maken hebben. De kans dat je zomaar uit het niets door een vleermuis wordt aangevallen, is misschien nog wel kleiner dan dat je opeens gezond wordt van vitaminesupplementen. Zelfs als je vleermuizen hanteert voor je werk als wetenschapper, is de kans erg klein dat je erdoor gebeten wordt. Daarnaast moet je in bijna elk land gevaccineerd zijn tegen rabiës als je vleermuizen onderzoekt, en is het dragen van beschermende handschoenen noodzakelijk.
Hoewel je met vleermuizen in je huis goed op moet passen voor hun uitwerpselen, deze kunnen ziektes verspreiden, is de kans groter dat je ziek wordt door muizen in huis dan door vleermuizen in huis. Nee, vleermuizen zijn niets om bang voor te zijn. Ze zijn er om trots op te zijn. Sommige soorten zijn zo klein en zo snel dat ze knap lastig te observeren zijn, en dan foerageren ze ook nog eens in het donker. Andere soorten foerageren ver weg van hun slaapplek, zoals de laatvlieger. Of ze foerageren op een slecht te bereiken plek, zoals de meervleermuis, die prooien van het wateroppervlak schept. Maar ze spelen wel een grote rol in het in toom houden van de insectenpopulatie. De gewone dwergvleermuis en de laatvlieger eten voornamelijk muggen, kevers, motten, nachtvlinders en vliegen.
Een paar soorten hebben vermoedelijk trekroutes, net zoals vogels. Andere soorten gaan in winterslaap, zoals de gewone dwergvleermuis. Door hun enorm schuwe gedrag weten we weinig over hun sociale structuur. Gelukkig kennen we het belang van de vleermuis in onze stadsecologie en vallen ze onder de soorten waarvoor nestkasten ingebouwd worden, maar er valt nog veel over deze soorten te ontdekken. Komt het door hun schuwheid, hun nachtelijke activiteit, hun snelle en wendbare vlucht, of interesseren we ons niet genoeg voor deze soort door misverstanden over ziektes en hoe eng ze zouden zijn? We missen de liefhebbers en de experts, maar wie weet ontstaan er ooit groepen ‘vleermuizeraars’ met warmtekijkers en bat-detectors.