Vanaf 19 oktober tot en met 3 november organiseerde Nationaal Park Hoge Veluwe ‘De Wilde Weken’ met allerlei excursies, wandelingen en etentjes. Mijn vriend en ik hadden ons aangemeld voor ‘Struinen vanaf Schaarsbergen’. Nou heb ik nooit begrepen waar de mensen die geïnteresseerd zijn in paddenstoelen, de interesse in die soortgroep vandaan halen. Ik kan met een beetje schaamte wel opbiechten dat ik het misschien zelfs suf vond. Toen ik in oktober colleges had over schimmels, begon ik echter al een beetje terug te komen van dat idee. Nu ben ik ervan overtuigd dat niets minder waar is. Want tijdens deze wandeling liet de gids ons echt een aantal giga-interessante prachtexemplaren zien!
Gewapend met broodjes, snacks en twee bidons (waarvan één leeg, oeps), een verrekijker en een fotocamera stapten we de auto in. Aangekomen zochten we zo’n mooi wit fietsje uit om naar de verzamelplaats te gaan. Ik miste wel een beetje de bel op de fiets bij een gedeeld fiets- en wandelpad. Om 12.30 vertrokken we al struinend voor 2,5 uur over voedselarme bodem. ‘Veluwe’ betekent namelijk dat de bodem voedselarm is; de Betuwe is daarentegen erg voedselrijk. Struinen betekent dat we dwars door de wilde natuur banjerden, van de paden af, onder begeleiding van een natuurgids. Normaliter mag je écht niet zomaar van de paden afwijken.
De natuurgids vertelde van alles over verschillende soortgroepen op de Hoge Veluwe. Wisten jullie bijvoorbeeld dat zwijnen muizennesten kunnen ruiken die tot een meter diep onder de grond zitten? Ook wildpaadjes en schuursporen van de zoogdieren kwamen aan bod. Daarnaast vertelde hij ook een stukje geschiedenis van het gebied. Niet alleen over meneer en mevrouw Kröller-Müller, wiens favoriete boom de douglas spar is (omdat hij zo groot en recht is en lekker ruikt), maar ook over de ijstijd. Want op de hoge Veluwe ligt de sandr van Schaarsbergen, een grote spoelzandwaaier uit de ijstijd. Dit was te zien aan willekeurige keien die tussen de strooisellaag of in het zand gedrukt verspreid lagen.
Door de zandverstuivingen nadat de sandr ontstond, is een dikke laag schoon zand ontstaan. Onder andere daardoor is de bodem zo voedselarm. Al die zandkorrels sluiten niet zo goed op elkaar aan, waardoor er ruimte voor zuurstof in de bodem ontstaat — en daar houden schimmels van. Die schimmels produceren paddenstoelen; dat is eigenlijk een soort bovengronds ‘vruchtlichaam’ van een schimmel om in één keer zo veel mogelijk sporen los te laten. Op de bewerkte grond van de polder waar ik vandaan kom, zie ik eigenlijk alleen de ‘saaie’ paddenstoelen. Maar hier op de Veluwe groeiden echt hele vette en mooie paddenstoelen. Zoals een paddenstoel die precies op een zeespons leek: de grote sponszwam. Hij heette echt zo, en hij is eetbaar, maar je mag natuurlijk niet zomaar paddenstoelen in de natuur plukken om te eten. En wat dacht je van een paddenstoel die op een stuk koraal leek? Dat is het kleverig koraalzwammetje, die komt voor op verrotte stronken van naaldbomen.
Dan is er nog de vorm waarin een schimmel hand in hand met een alg door het leven gaat: de korstmossen. Dat zijn dus geen planten, zoals de gewone mossen, en ook geen paddenstoelen, maar een symbiose tussen twee verschillende soortgroepen. Deze levensvorm is wel erg gevoelig voor luchtvervuiling. Als er veel verontreinigende stoffen aanwezig zijn, groeien ze niet. Sommige soorten kunnen wel vervuiling verdragen of profiteren van matige stikstofvervuiling. Als je dus alleen die soorten zou tegenkomen, en niet degenen die niet tegen vervuiling kunnen, dan is het voor de mens tijd om aan zelfreflectie te doen.
Ook kunnen algen voorkomen op hout, zonder een schimmel. Misschien ken je het wel: de winter is voorbij en je wilt lekker op je houten bankje in de tuin zitten, maar je ooit zo bruine bankje is helemaal groen geworden — algen! Maar deze algen zijn niet altijd groen: Trentepohlia umbrina kleurt namelijk oranjerood door carotenoïden. Ja, dat is hetgeen dat ook in wortels zit. Deze alg is eigenlijk een subtropische soort, maar hij komt de laatste jaren steeds vaker voor in Nederland.
Het was een leerzame en leuke wandeling. Wel was ik soms afgeleid van het verhaal, omdat ik met mijn oren en verrekijker bij de vogels zat. Gelukkig heb ik een vriend die fotografie als nieuwe hobby heeft opgepakt, want als ik al een goede fotocamera had gehad, was ik toch te vaak met mijn verrekijker in de weer geweest. Al gauw viel het de andere deelnemers van de wandeling en de gids op dat ik een biologiestudie doe, omdat ik steeds het antwoord wist als de gids vroeg welke naam een plant had. Ook heb ik de mede-wandelaars verteld dat de Vlaamse gaai niet meer Vlaams is, maar gewoon ‘gaai’, toen iemand vroeg welke vogel het krassende geluid maakte.
Mijn paddenstoelenkennis is aangevuld, en ik heb gelijk even geoefend voor mijn tentamen in mei, waarvoor ik 500+ soorten uit verschillende soortgroepen moet kennen. Ook heb ik een wetenschappelijke bijdrage aan de naamgevingen geleverd, want toen de natuurgids vroeg of iemand wist hoe de laatste paddenstoel van de wandeling heet, flapte ik eruit: ‘tietenzwam’.