Soms kom ik een schrijnend bericht tegen op LinkedIn, Facebook, Instagram of op een nieuwssite. Een prachtige roofvogel ligt dan levenloos in een veld of in iemands handen. Deze is dan niet platgereden, zoals bij buizerds en sperwers weleens voorkomt, maar uit de lucht geslagen. Dat is iets wat in windmolenpolder Flevoland helaas geregeld voorkomt.
Wat betreft de overgang naar een duurzame wereld maalt de molen langzaam maar zeker. Toch gaat dat soms, voor mijn gevoel, ook als een molen zonder wind. Hoewel er over windmolens vaak discussie plaatsvindt over landschapsvervuiling, kijk ik zelf liever naar een horizon van een landschap in een leefbare omgeving. Bij een leefbare omgeving horen wel groene energie en natuurinclusiviteit. Over hóe groen een windmolen daadwerkelijk is qua productie valt ook nog te debatteren, maar ik durf te wedden dat dit uiteraard groener en duurzamer is dan het bouwen van een kolencentrale of het winnen van aardolie.
Uiteindelijk kunnen we niet van nul naar één gaan en zullen we kleine stapjes moeten zetten. Over één van die stapjes struikel ik zelf nog weleens, en dat is dat windmolens wel groene energie opleveren, maar niet echt natuurinclusieve bouwwerken zijn. Roofvogels krijgen nogal eens een klap van de molen. Als dat in een nieuwsbericht te lezen is, dan zijn er altijd drie soorten mensen op sociale media: de mensen die het niet zo hebben met verduurzaming maar opeens helemaal groen geworden zijn vanwege de arme vogeltjes, de mensen die de vogels dom vinden (‘Ze kunnen toch gewoon kijken? Hoe kunnen ze zo’n groot bouwwerk nou niet zien?’), en de mensen die het jammer vinden dat er nog geen oplossingen worden toegepast om dit soort botsingen te voorkomen.
Als dat in een nieuwsbericht te lezen is, dan bekommeren de mensen die het niet zo hebben met windmolens zich opeens om de vogels. Het is ook best sneu dat een vogel opeens wordt neergehaald. Als reactie daarop lees ik dan vaak: ‘Ja, maar jaarlijks gaan er veel meer vogels dood door auto’s.’ Dat klopt ook, alleen betreft dit vaak andere soorten dan degenen die door windmolens worden geraakt. Windmolens zorgen per jaar voor ongeveer 50.000 dode roofvogels, het verkeer zorgt voor 2 miljoen dode vogels, en huiskatten en verwilderde katten zorgen voor 35 (!!) miljoen dode vogeltjes per jaar.
Buizerds en torenvalken zijn bijvoorbeeld veel voorkomende verkeersslachtoffers. Deze jagen vaak langs bermen of eten van aas langs de weg. Ik heb geprobeerd om statistieken te vinden over roofvogels als verkeersslachtoffer, maar platgereden vogels worden niet zo goed bijgehouden en geteld als aangereden zoogdieren. Ook sperwers duiken weleens straten over in volle jachtvlucht en worden dan onderschept door een auto. Zelfs uilen koppen weleens een bumpertje. Bij windmolens zijn het juist de grote zwevers die door de molen worden geraakt, zoals rode wouwen, zeearenden en slechtvalken. Deze soorten blijven lang in de lucht hangen en maken gebruik van de thermiek, vaak op ooghoogte met draaiende wieken.
De reacties waar ik altijd het meest kromme tenen van krijg, zijn die van mensen die zeggen: ‘Die vogels kunnen toch gewoon kijken waar ze vliegen? Ze kunnen een prooi toch ook van ver zien?’ Dit heb ik zelfs een keer gehoord in een gesprek met iemand die onderhoudswerkzaamheden bij windturbines deed. Toen ik hem rustig probeerde uit te leggen waarom dat helaas niet zo werkt, bleef hij feiten opnoemen over het zichtvermogen van sommige roofvogelsoorten. Die feitjes klopten wel — roofvogels hébben inderdaad een fenomenaal zicht voor stilstaande of bewegende prooien op de grond. Maar wat ze veel minder goed zien, zijn ronddraaiende wieken, vooral bij weinig contrast of tegenlicht.
Roofvogels zijn erop gebouwd om bewegingen van grote afstanden waar te nemen. Hun zichtvermogen is niet geschikt om snelle bewegingen dichtbij waar te nemen. Daarnaast kijken ze tijdens het jagen vooral naar beneden en niet vooruit. Ze kunnen helaas ook niet leren om vooruit te kijken, want als ze eenmaal geraakt zijn, is het meestal al te laat. Bovendien: een wiek draait met snelheden tot wel 300 km per uur. Dat is voor een roofvogel niet te volgen met het blote oog. Door die snelheid lijkt het soms alsof de windmolens stil staan. Wendbaarheid speelt ook een rol: een zeearend van vijf kilo draait niet zomaar op het laatste moment even weg.
De door de molen gehaalde roofvogels kunnen worden voorkomen. Zo bestaat er de oplossing om één wiek zwart te verven. Dit blijkt tot 70% minder botsingen te leiden, uit onderzoek op het Noorse eiland Smøla. Ook bestaan er radardetectiesystemen zoals IdentiFlight. Deze kunnen roofvogels herkennen en turbines tijdelijk stilzetten als er één aan dreigt te komen. Daarnaast helpt het ook om windmolens niet te plaatsen in bekende broed- of jachtgebieden van roofvogels, of in trekcorridors. Als we natuurinclusiviteit serieus nemen, hoort dit erbij — en gelukkig zit dat al in de molen.
Samenvattend moeten we dus breed blijven kijken en ons niet op één beeld blindstaren. Verschillende vogelsoortgroepen hebben op verschillende manieren hulp nodig. Het klopt dat andere doodsoorzaken voor vogels voor meer slachtoffers zorgen, maar dat is geen reden om weg te kijken van sterfte door windmolens. Groene energie is onmisbaar — maar dan wel met oog voor de natuur die er letterlijk onder ligt. Windmolens zijn niet de vijand, maar de inrichting ervan moet zo eerlijk zijn als de molen draait.
Meld je hieronder aan voor een excursie over stadsnatuur
Op 17 mei en 31 mei vinden wandelingen plaats in Almere Poort door de wijk en een stukje door Pampushout voor jong en oud. Ga je mee op pad met Anouk Tussen de Natuur om van alles over stadsnatuur te leren?