Schelpen Schedes op Schier
Toen ik nog een klein Anoukje was en een ijsje mocht als ik bij het strand was, wou ik altijd een schatkistje. Het ijsje was eigenlijk heel saai, maar de schatkist diende nog een ander doel. Die kon ik namelijk vullen met alle schatten die ik op het strand had gevonden. Schelpen en stenen verdwenen in de felblauwe mini schatkist. Dat schatkistje met schelpen belandde thuis tussen mijn buitenspeelgoed en kwam bijna nooit tevoorschijn. Sommige schelpen zijn op decoratieschalen met kaarsen van mijn moeder geëindigd en heel veel heb ik uiteindelijk weggedaan.
Totdat ik “volwassen” werd (wat is volwassen worden nou eigenlijk?). Toen wou ik alleen de zee in en verzamelde ik hooguit één hele mooie schelp. Dat werd dan decoratie in een kastje en verder deed ik er niets mee. Maar recent heb ik de schelpen weer ontdekt. Want als iemand die van watersport houdt zie je nog wel eens mooie schelpen of stenen. Soms boor ik er een gaatje in en maak ik daar een sieraad van.
Maar wat ik nog wel eens vergeet, is dat het omhulsels zijn van levende wezens. En niet zomaar omhulsels, het is een exoskelet. Dat kan natuurlijk niet als bioloog in spé. Schelpen vallen onder de groep weekdieren. Na de geleedpotigen is dat de grootste soortgroep ter wereld. Veel soorten zijn nog niet op naam gebracht of valt nog over te discussiëren in welke familie of geslacht ze nou thuishoren, of het een aparte soort is, een ondersoort, of een kleurvariant. Eerst dacht ik altijd dat weekdieren heel saai waren, maar als ik er even bij stil sta, is het best cool dat zo’n kwakje slijm zichzelf kan ingraven. Daarnaast spelen ze ook nog eens een belangrijke rol in een ecosysteem.
Dat werd mij alleen maar meer duidelijk tijdens veldwerkdagen op Schiermonnikoog met mijn studie. Op de eerste avond ben ik met een paar docenten en nog een student meegegaan naar het schelpenmuseum. Wellicht dachten andere studenten ook dat schelpen heel saai zijn, maar ik ben nou eenmaal gebiologeerd door hun pracht en door mijn binding met water. Het schelpenmuseum is een omgebouwde schuur vol prachtige virtrinekasten. Alles is verzameld door één man en zijn gezin. Drie kasten zijn gevuld met gejut spul van Schiermonnikoog en de rest zijn weekdieren gesorteerd op soortgroep van over de hele wereld. Want als je dan van jongs af aan strandgoed verzameld, heb je op vakantie natuurlijk ook een beetje het thuisgevoel nodig.
Van deze meneer heb ik binnen een uurtje een hoop geleerd. Bijvoorbeeld dat er nóg een Amerikaanse exoot in ons midden leeft. Het zijn ook altijd de Amerikanen hè. Als het niet de Amerikaanse rivierkreeften zijn, of de Amerikaanse vogelkers waar ik eerde een stuk over schreef, dan is het wel de Amerikaanse zwaardschede. Misschien zegt de naam scheermes jullie meer. De langwerpige wit met bruine schelpen graven zichzelf in. Als je geluk hebt zie je met eb een aantal levende scheermessen uit het zand steken. In de veldgids voor schelpen die ik daar heb aangeschaft die gedrukt is in 2004, staan er zeven beschreven. Inmiddels zijn er 11 soorten bekend. Naast zwaardschede en scheermes wordt ook wel eens mesheft in de mond genomen. Het is een beetje afhankelijk van de grootte welke term iemand gebruikt.
De scheermessen filteren plankton uit water om te eten, en zijn zelf voedsel voor bijvoorbeeld meeuwen of krabbensoorten. Sinds de jaren tachtig komen ze in Nederland voor en inmiddels is ongeveer 99% van de scheermesschelpen die je op het strand vindt van deze invasieve exoot. De invasieve exoot is iets paarsiger dan onze inheemse soorten, maar schelpen van het geslacht Ensis blijven heel moeilijk uit elkaar te houden.
Schelpen zijn misschien toch wel een beetje saai voor gedragsonderzoek maar het mysterie over de hoeveelheid soorten vind ik toch wel degelijk interessant. Het determineren en uitzoeken hiervan laat ik toch maar aan anderen over met meer geduld. Toch ga ik me met mijn nieuwe veldgids op zak zeker verdiepen in de verschillende families en geslachten van het eten van mijn gevederde vrienden: de (zee)vogels.