Slecht onderhouden tuinen of goed onderhouden natuurgebied?
Begin juni las ik een opmerkelijk nieuwsbericht. Rob uit Tuindorp Oostzaan zorgt voor de hoektuin voor zijn deur. Hier heeft hij een klein waterloopje gemaakt en veel verschillende plantensoorten op die kleine tuinoppervlakte geplant. Zelf is hij heel blij met de soorten dieren die deze planten aantrekken. De egel, kikkers en heel veel geleedpotigen weten zijn tuin te vinden. Maar hier was de woningcorporatie het niet mee eens. Die vond namelijk dat de tuin slecht onderhouden werd en wilde de tuin terug in beheer nemen.
Om de situatie te duiden, werden in het nieuwsbericht ook andere tuinen getoond ter vergelijking. Deze hadden allemaal groene gazonnetjes en hooguit een boom of een heg. Dat vinden we over het algemeen een goed onderhouden tuin. Evenals het beeld van een tuin die bestraat is of grind heeft, en waar zeker geen mos tussen of op de tegels groeit. Gelukkig zijn er ook mensen die rijen met bloempotten of ingemetselde bloempotten in dezelfde kleur als de tegels bij de tegeltuinen zetten.
Toch is het logisch dat de egels en de kikkers eerder voor de tuin van Rob kiezen dan voor de groene gazonnen of de tegeltuinen. Wat bepaalt dan of een tuin goed onderhouden is? Onze ideeën over wat een tuin ‘mooi’ of ‘netjes’ maakt, hangen vaak samen met dieperliggende visies op natuur. In mijn column over de definitie van natuur beschreef ik deze visies. Dat zijn: de natuur als vriend (de arcadische visie, waarbij we van de natuur nemen maar ook teruggeven), de visie van de wilde natuur (de natuur is een zooitje ongeregeld en wij moeten haar temmen), en de functionele visie (de natuur is voor ons een gebruiksvoorwerp). Deze visies komen ook terug in hoe wij naar tuinen kijken.
Een strak groen gazon past meer in het beeld van de wilde natuur; een strak betegelde oprit past meer in de functionele visie; en een groene tuin waar onkruid niet als onkruid wordt gezien, past meer in de visie van de natuur als vriend. Vanuit die visies is het logisch dat de woningcorporatie de tuin ziet als onderdeel van het huis, en waarschijnlijk niet als een stukje natuur. Tuinen vinden we slecht onderhouden als ze overwoekerd zijn, als bomen te hoog groeien, of als planten het zicht voor verkeer blokkeren of de zon wegnemen bij tuinen van buren.
Maar het oordeel over wat ‘netjes’ is, ligt niet altijd zo eenvoudig. Zelf merkte ik dat toen ik leerde autorijden: ik reed door het Gooi en frustreerde mij enorm over die eindeloze heggen waardoor je slecht zicht hebt. Toch worden die wel als goed onderhouden beschouwd, want de heggen zijn oh zo strak gesnoeid.
Als overwoekerde tuinen geen zicht of zon blokkeren, dan is het eigenlijk alleen een kwestie van esthetiek of ze als slecht onderhouden worden gezien. Ook ik heb wel eens gedacht: ‘Getsie, die tuin ziet er niet uit’, bij een overgroeide tuin waar geen looppad meer tussen te zien was, of bij een tuin waar kruiden van een halve meter hoog overal tussen de voegen van de tegels uitstaken. Ondanks de vele ontstane schuilplekken en leefgebieden voor diersoorten kunnen overwoekerde tuinen met het oog op natuur alsnog slecht onderhouden zijn. Bijvoorbeeld als de planten in de dichtgegroeide tuin bespoten zijn met pesticiden, of als het om invasieve exoten gaat.
Toen de woningcorporatie aankondigde dat de tuin ontruimd moest worden en onkruid moest worden verwijderd, bleef de vraag: Ging het werkelijk om onkruid (zoals invasieve exoten, bijvoorbeeld de Japanse duizendknoop) of was het een kwestie van ongewenst groen dat overal tussendoor groeit maar wél bijdraagt aan het ecosysteem en de biodiversiteit (zoals de paardenbloem).
Inmiddels heeft de woningcorporatie op alle heisa gereageerd, maar écht inhoudelijk was dat niet. De tuin is in ieder geval gesnoeid; dat kan dan weer op de composthoop om vervolgens tussen de planten gestrooid te worden. Of dat ook gebeurd is, weet ik niet. Gelukkig meldt de woningcorporatie wel dat er samen gekeken wordt naar hoe de tuin groen en biodivers kan blijven, maar niet overwoekerd raakt.
Voor mij is de keuze in ieder geval duidelijk: tussen een inspiratieloos strakgemaaid gazon met een vierkante heg van Amerikaanse vogelkers eromheen, of een biodiverse, klimaatadaptieve, waterbufferende, temperatuurregulerende tuin met vrolijke inheemse bloemen en een gezellig kronkelpaadje naar de voordeur. Uiteraard heeft het tweede niet alleen meer natuurwaarde, maar voor mij ook meer esthetische waarde.