Soms lees of hoor ik weleens discussies over natuurbeheer in Nederland, en bijna altijd is er wel die persoon die lacherig vraagt: ‘Welke natuur?’ Zelf heb ik ook weleens de vraag gekregen of Nederland nog wel échte natuur heeft als ik uitleg wat ik studeer. Genoeg mensen worden schijtziek van discussies over natuurbeheer. Zeker bij onderwerpen zoals landbouw, woningbouw en de wolf wordt er veel teweeggebracht. Want een klein landje als Nederland heeft toch helemaal geen natuur, dus hoezo moeten we daar nou altijd rekening mee houden?
Dat ligt eraan hoe je naar natuur kijkt. In mijn column van 5 februari, ‘De natuur in onze cultuur’, beschreef ik drie verschillende visies van waaruit naar de natuur gekeken kan worden. Deze visies bestaan naast elkaar in een samenleving, maar vaak is er één die overheerst in een tijdperk. Zo vonden we in de 19e eeuw dat de wilde, woeste natuur buiten onze leefomgeving in toom gebracht moest worden. Veel cultuurhistorische landschappen ontstonden op die manier. In de 20e eeuw waren we na de Tweede Wereldoorlog vooral bezig met wederopbouw; de natuur was puur functioneel en bedoeld voor ons gewin. Maar eind 20e eeuw kwamen we in Nederland toch al vervelende effecten tegen, zoals een sterke afname van roofvogels door DDT (een pesticide die zich ophoopt in vogels en ervoor zorgde dat de eischalen van roofvogels niet meer uithardden, waardoor kuikens niet meer geboren werden), sterfte van vervuilingsgevoelige soorten en watervervuiling. Vanaf 1970 begonnen we de natuur toch maar iets meer te zien als iets waar we samen voor moeten zorgen. We kunnen niet altijd nemen en nooit geven, dus kwam er een verbod op DDT, bedachten we de eerste wetgeving met betrekking tot waterzuivering en kwam er een natuuronderdeel in het landbouwbeleid.
Nu, in de 21e eeuw, beseffen we ons steeds meer dat we net zo veel moeten geven aan de natuur als dat we nemen. De échte natuur waarvan mensen vinden dat Nederland die niet heeft, is de primaire wildernis. Voor primaire wildernis moeten we terug naar de tijd voordat de mens zich ging vestigen, want toen was er nul, noppes, nada invloed van de mens. Dus het klopt dat we dat niet hebben. Nederland heeft wél natuur, en of je dat nu échte natuur vindt of niet: natuur is natuur. We hebben namelijk tertiaire wildernis in Nederland: natuur die is ontstaan als een bewuste keuze van mensen, met menselijke inrichtingsmaatregelen en extensief natuurbeheer.
Deze kwesties kunnen ook naast elkaar bestaan—kijk maar naar de wolf. Deze inheemse soort is namelijk op eigen houtje teruggekeerd nadat wij hem hadden uitgeroeid, omdat we in die tijd angst en afkeer hadden voor de wilde natuur buiten onze woonomgevingen. Maar past zo’n soort wel in ons kleine landje? Dan hebben we een keer échte wilde natuur, en dan is het weer niet goed.
In ons dichtbevolkte landje hebben we in onze woonomgevingen ook nog spontane natuur, en dit wordt niet altijd door mensen gezien. Deze natuur beweegt mee met onze invloeden en verandert door onze invloeden. Tertiaire wildernis begon met het aanwijzen van nationale parken en natuurgebieden, maar tegenwoordig passen we dit steeds meer toe in steden: daar waar wij willen, stimuleren we natuur en beheren we belangrijke soorten.
Of al die natuurgebieden en stadsparken dan ook gezonde natuur zijn, is een ander verhaal. Dat hebben we zelf gedefinieerd. Gelukkig hebben we dat niet zomaar gedaan, maar op basis van ecologische en biologische kennis. Een ecosysteem is een systeem van schakels, waarin plant- en diersoorten in combinatie met het klimaat en abiotische (niet-levende, zoals water en wind) factoren samen zelfstandig kunnen voortleven. Als één van deze schakels verandert, dan verandert alles—net zoals bij tandwieltjes in een klok of dominostenen met domino.
Op verschillende niveaus kan iets gebeuren of wordt een negatief effect duidelijk, en deze effecten zijn op lange termijn vaak ook schadelijk voor onszelf. Want als er op een dag geen vogels meer door de stad vliegen, betekent dat dat hun voedselbronnen er ook niet meer zijn, en dat betekent dat de stad waarschijnlijk geen insecten en geen groen meer heeft. Je kunt je zo voorstellen dat het dan best lastig wordt om wateroverlast tegen te gaan of om het ’s zomers koel te houden.
Nu gebruik ik een extreem voorbeeld van een gehele soortgroep, maar als er één soort verdwijnt die ergens eerst wél thuishoorde, dan zijn er op minder zichtbare niveaus ook veranderingen opgetreden.
Nee, Nederland heeft geen échte primaire wildernis. En hoewel het volledige land bestaat uit cultuurlandschap, is de natuur overal. Om te zorgen dat die natuur gezond blijft, hebben we allemaal regels, wetten en beleid de wereld in geslingerd. In ons kleine kikkerlandje, waar natuur zó versnipperd is door hoe dichtbevolkt wij samenleven, is het niet zo gek dat we worden doodgegooid met regels. Want juist dan is het belangrijk dat we niet alleen rekening houden met onze mensenburen, maar ook met onze goede buur: de natuur, waar we zo veel van nemen. Op die manier blijft Nederland ook leefbaar voor onszelf.
Meld je hieronder aan voor een natuurwandeling in Almere Poort en Pampushout
Op 22 maart en 29 maart vinden wandelingen plaats in Pampushout voor jong en oud. Ga je mee op pad met Anouk Tussen de Natuur om van alles over het bos en stadsnatuur te leren?